woensdag 29 december 2010

Voor onze jongens en meisjes

Wanneer u de commentaren bij de slagen leest let dan goed op de
kleine lettertjes. Ook op de in het wit gestorte
noten bij de kleine lettertjes.

Pioneer, eerstgeborene,
Deep Impact, Cassini: waak met ons.

Wat moeten we dan? Verliezen,
is dat het idee?
Ben je zo dol op stukgaan?

Voyager, Ascender,
Rosetta e.a.

Voor wie? Voor de jongens op brommers,
voor onze jongens en meisjes natuurlijk,
opdat zij allen één zijn.

Herschel        Buraq
Wij wijken niet

Zitten we nu voor eeuwig vast
in low earth orbit?

donderdag 23 december 2010

Pauze

Na in de eerste helft van zijn college over
intertekstualiteit de relatie tussen taal en
werkelijkheid te hebben geproblematiseerd
neemt hij plaats op de bril.

Het koude plastic kleeft. Alles lijkt hem zo
vlak sinds hij alleen is.
Het valt hem zwaar nog langer
ironie te betrachten.
Zijn borst klapt steeds verder in van
ruimte.
Eenmaal opgestaan overziet hij door het raam
de grootstad.

Onwennig neemt hij zijn lenzen weg en
ziet een
glans over de daken die opspringt,
welft en in zichzelf verdwijnt.

vrijdag 17 december 2010

The Bukowski Tapes

De avond is natuurlijk weer
die ene vent, pratend tegen de scheuren
van het scherm.
Hij riekt.

Zo'n mooi krakend
muziekje, aan het begin
en aan het eind.

Soms is hij mild,
soms is het alsof hij denkt aan vier uur film
voor de vleugel- en gewone lammen.
Aan dat sputterend deuntje
op 't eind.

donderdag 16 december 2010

Dankbetuiging aan de Gruweletser

Vandaag geen gedicht, maar een melding. Vanaf nu zal zo nu en dan de achtergrond
van deze blog veranderen. Beeldend kunstenaar en Gruweletser Daniel Labruyere zal af en toe
een afbeelding maken naar aanleiding van een gedicht van mijn hand.
De huidige afbeelding werd gemaakt naar aanleiding van het jongste gedicht: 'Bosrijke omgeving'.

Binnenkort zal Daniel op zijn website http://www.potjeart.com/ ook het nieuwe scrapbook
lanceren: een combinatie van woorden (van mijn hand) en beelden (van Daniel) die een omgeving vormen waar je zelf als gebruiker per muisklik doorheen kunt reizen.
Stay tuned.

woensdag 15 december 2010

Bosrijke omgeving

Hij reed ons door de bosrijke
omgeving.
Ik keek naar de formele bomen,
naar het kalende achterhoofd van de chauffeur
en vervloekte het. 'Even uitwaaien', zei de debiel.

Dat de wind alles
uit maakt, ons allen uitwaait,
is erg genoeg. Debiel.

dinsdag 14 december 2010

Night in Tunisia

de ertussen spelende
mens
        Die gebouwen en zerken en dijken
daartussen bedoel ik
Op een steeds toevalliger manier door die dingen heen
zo wil ik het zeggen

het losbarstend geheim
kantelend
als het weer

nog een keer dansen op de zachte suis
die stilte
heet

maar muziek tussen muziek is

maandag 13 december 2010

Anastasis


 H. Catharijne, heerlijke kanker,
ik roep tot U, juist deze nacht.

Gij vloek, gij woeker die Utrecht op haar pittoreske
knietjes dwingt.
Lach je gotische baleinen bloot Utrecht!
Vannacht wil ik je maaginhoud.

Hoest je daklozen op, je afgedraaide
sociologen, theologen, nijvere, doodvermoeide pedagogen,
je stokoude rochelaars op wielen.
Spuw je hoeren uit.
Laat boten vol misbruikte vrouwen  jouw
elegante grachten opdrijven. Die stinkende rimpels.

Beken je eenzamen en je doden.
Genees van je behaagziekte, beken!
Stop met dat godverdomse wroeten
in die ouwe o zo tragische kloteziel van je.
Lik je neo-wonden niet meer.

H. Catharijne, ik bid voor de koning van La Brochette.
Verdelg de ballen die hem iedere nacht beschimpen.
H. Catharijne, ik bid voor het bibliotheekpersoneel.
H. Catharijne, ik bid voor die ene caféhouder (Gij weet alle dingen).
Ik bid voor de gruweletser en zijn thuiskomst.
Ik bid voor straatkrantverkopers,salsa-instructeurs en de Bunnikside.
Ik bid u voor wie eenzaam is in Kanaleneiland.
Voor wie wegrot in het doolhof van
Overvecht.
Ik bid u voor de prachtwijken.
Voor de IBB bid ik, voor haar snelle ondergang, voor de moegerukte jongens met een gapend
gat ter hoogte van hun dromen, voor de lamgefeeste meisjes met hun schorre kelen die
zijn uitgeschreeuwd.
Ik bid voor de dichtkunst, de slams en de clubjes.
Voor het cynische flesvolk met Andere Ideeën. Voor de rancuneuzen.
Voor de man met moorddiners in zijn kelder.   
Voor Rijndert die DNA isoleert,
voor Léjon die toneel in lege lokalen speelt,
voor Daniël die werk zoekt en tekent en tekent,
voor Alessandra die niet kan slapen,
voor Laurie die rouwt en levers geneest. Blijf bij haar.

Voor dat smerige provinciestadje, H. Catharijne.
Voor de aartsbisschop en de plastic engelen.

Voor mijn mank, gevallen gebed.









zondag 12 december 2010

hoogliedje

wij hebben stilte van de buren
afgetapt
kneden de huid 
van een kaars

je ogen zijn duivenogen
    ons bed groent
ons humeur wordt beter van oneliners

het leidingwater, we hebben het gedronken:
wij zullen hier blijven

het gaat om inspringen
er was een gat
    de zangtijd genaakt
wij hebben gedronken en
blijven 

donderdag 9 december 2010

Buren

Gris je spullen bijeen.
De sloopdatum kruipt steeds langzamer. Nog geen
bericht.

Dit is een weinig spraakzaam programma. Zeg nu zelf:
hoe een bed wint van een man,
de Italiaanse droom zich opdrinkt.

Pak je kleren. Ik denk dat je weer hebt
opengehaald.

Je komt er nooit
tussen- dat is het probleem.
Kijk die 'locals' zijn dan opeens je buren!
Wat moet je zeggen
tegen elkaar?

dinsdag 7 december 2010

Proef

Voor de tweede keer was hij zijn handen, stapt op.
Daar kijkt hij naar de natuur, enkele bekende werken.
Normaal verveelt het. Nu is alles goed.

Ook toen hij de wanden doof
kalkte kwam de schelle vork binnen:
de uitslaande smalltalk.

Je hebt zelfvertrouwen. Je hebt een lijst met onderwerpen in je hoofd, nu
moet het dan echt gebeuren. Trek die stoute schoenen maar aan en begin
met smalltalk.

In de natuur valt ondertussen blad
met sierlijk instinct. Hij gaapt maar voelt zich fris.
Alleen zijn handen plakken
een beetje.

Leer hoe je het maken van een praatje voorbereidt, hoe je een gesprek opent, gaande houdt en
weer beëindigt.

Eén nagel van zijn rechter-
hand in het hart
van een berk.

Hij verwacht
sloom donker sap

maandag 6 december 2010

Er zijn veel dieren

Er zijn veel dieren, maar ik ken ze
niet bij naam.
Ik vergeet dat soort dingen
om hier een vreemde te worden.

Als op bevel draait zich iets groots om in mijn maag,
het monster Pathos.
Mijn telefoon gaat en zegt
kom!

We praten over een boek,
dat gezapig op tafel ligt

(doe het maar niet open,
het zit vol gewichtige somberheid).

Ongemerkt bekruipt het behang de muren.

Eens wordt alles op een groteske,
onvermijdelijke manier nieuw.

zondag 5 december 2010

Stad aan het Haringvliet III

Ik raad niemand aan ook maar een voet te zetten
op de trage dijken, op het uitgemergeld gors.
Wie er toch komt en eet
van wat daar woekert
in de muffe hofjes
zal er blijven.
Daar helpt geen bus, geen groet, geen brug,
geen vertrek meer aan.

vrijdag 3 december 2010

Stad aan het Haringvliet II

In Stad aan het Haringvliet woonden we.
Graag zou ik haar stenen verspreken tot Kortrijk, Oestgeest, of een andere plaats
die alleen in de literatuur bestaat.
Maar Stad aan het Haringvliet bestaat echt
en ik raad niemand aan er heen te gaan.

donderdag 2 december 2010

Stad aan het Haringvliet I

Al snel hadden we het gras op
plagiaat betrapt.
Het groeide overal zo rucksichtlos
en overal verborg het soldaten.

we fietsten/ zwommen zacht plonzend langs riet/
onder een omhoog geploegde hemel

links van ons het Holle Veld: pal en
magisch

er gebeurde geen klote

woensdag 1 december 2010

Namiddag

Ik dwaal nog wat door de omstandigheden.
Het wil niet uit mijn hoofd dat hier weer een aard-
beving zal komen.
Ik ga mijn gang- vergis je niet-

maar vraag me af wat ik nu begroet
in de lucht van ongebluste kalk die zich begint te sluiten.

dinsdag 30 november 2010

Een samenzijn

Zo bloedstollend
dichtbij is zij dat zijn longen
knisperen als verse
ingetrapte sneeuw.
Het is tussen tien en twaalf.
Ver voorbij de bossen gilt een kerk.

Midden in de kamer blijven ze staan
luisteren. Het ruisen is dat van een foetus,
een schelp: uitgestrekte gruwelijkheid
ontvouwt zich als gehoor.

Nog altijd gilt de kerk.
Vanuit de bossen snellen bevrijders toe.

De klok slaat.

maandag 29 november 2010

Onder elkaar

Vandaag zijn we onder elkaar. 

Nog even
treuzelen bij de jassen die
ranzig opengaan en geur uitblazen,
de keuken is het grootste schaakbord.
Elke tik van drinkglas op aanrecht moet
natuurlijk zijn. Het hoofd net iets schuiner, net iets
koeler, heb ik geen roos?

Iedereen is lief en pafferig en
voelt zich heel erg thuis. Daarom gaat dit gedicht over
herkenbare, dagelijkse dingen.




zondag 28 november 2010

Prometheus geeft de planten water

Bij deze een gedicht dat ik schreef toen ik negentien jaar was. Ik herinner mij dat ik na het lezen van poëzie van Lucebert, van T.S. Eliot en- volgens mij- Fernando Pessoa, zelf zoiets wilde. Daarvoor schreef ik al wel gedichten, maar nu moest het anders. Het onderstaande was het resultaat. Janita Monna stuurde mij een brief namens Cossee, waar ik het  gedicht in een overmoedige bui naar toe had gestuurd, waarin ze schreef dat de eerste regels op talent wezen. Ik in de wolken natuurlijk, compleet in beslag genomen door puberale grootheidswaanzin. Monna had ook een wijs advies: blijven schrijven, het moet rijpen.
Hier nu dat bovengenoemde gedicht:


Prometheus geeft de planten water,
elke dag weer water.

De weg naar huis wil steeds zijn voeten voelen,
zelfs de kamers dreinen
blijf een poosje.

Afgelopen zaterdag zei hij (de grond was nat
en onbewerkbaar)

weet je nog die keer toen ik het vuur stal?

zaterdag 27 november 2010

Wachten op Sinterklaas

Wat zullen we doen, wat zullen we ooit
doen-
wat doen we? We wachten kleintje. De stenen luchtplaats met de boom. We wachten.

Het weer is lelijk en de huizen.
Helaas, hij is vandaag verhinderd, kan niet komen.
De koffiegeur is lelijk, de zalvende moeder en het kind.

Helaas, hij is vandaag verhinderd en kan niet komen.

donderdag 25 november 2010

woensdag 24 november 2010

Verhuizing

Onder het inmiddels ademloze raam wachtte – ik wist het zeker –
de wetenschap als een mond.
Ieder jaar scheen het huis onopgemerkt een aantal centimeter in die
richting te bewegen. Het bestek rinkelde niet. 
Toch wandelden de stenen
of gleden wij weg. Daarbij, het was geluidloos in de kieren van iedere
verblikte, schaamrode verjaardag.
                                                    Achter de kreten als uitschietende naalden, onder de overhellende taart,
                                                   naast mij op de lege bank.

In het jaar dat niet van ons was, in het jaar Onzes Heeren 1996 zei mijn moeder; ‘nu is het uit’,
en het huis bewoog niet meer.
Het bestek liet niet de minste rinkel horen.
De wetenschap lag als een stille, 
blauwende hond op de dorpel. 

dinsdag 23 november 2010

O toverbos, o terugkeer


Ter provocatie neemt de lucht
een scherpblauwe kleur aan,
warme roest kringelt.

Al drie keer trok ik door het toverbos zonder
iets opmerkelijks te zien.

Inmiddels branden industrieën in een onbekende koelte,
pijpen seinen rood en rond
een koe staat aanzichtloos
het weiland. 

zondag 21 november 2010

Barnard

Pas schreef ik nog over het eerbetoon van Ingmar Heytze (tijdens de bundelpresentatie van Alexis de Roode) aan de oudste dichter van Utrecht, aan Willem Barnard.
Nu hij is overleden moet ik denken aan de bijzondere uitwerking die zijn naam op mij had als ik vroeger tijdens de kerkdiensten door het liedboek dwaalde. Nijhoff stond er ook in, in dat liedboek. 'Ik wil van God als van mijn Herder spreken', schreef deze, niet: 'de Heer ís mijn herder'. Barnard was ook zo'n voorname man uit dat boek; krachtige, sobere teksten: een stevige troon onder Gods achterste.
Heel wat beter dan het al te dichterlijke gewauwel van Huub O., dat zingt rot, als je het mij vraagt (nu kan ik niet zingen en groeide ik op in de roos van de Biblebelt, Goeree-Overflakkee).

Als van der Graft schreef hij zijn beste werk, maar ik wil hier graag herinneren aan zijn bijdrage aan bovengenoemd liedboek. Waar God was, was voor mij Barnard. Nu ik niet meer in een God geloof, vallen veel van de gezangen waarop Hij troonde ook weg. Maar niet allemaal. In het Liedboek voor de Kerken staan 76 gezangen van de oude rot, hier bedoel ik Barnard. Ik denk vooral aan 'Een mens te zijn op aarde', het tweede couplet. Tekst: W. Barnard dus (u mag meezingen).

'Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd,
is komen uit het water
en staan in de woestijn,
geen god onder de goden,
geen engel en geen dier,
een levende, een dode,
een mens in wind en vuur.'

Gedachte aan Dries


Toen het geheel der SUIKERVERVAARDIGING aan onderzoek werd onderworpen, kroop een mistig licht behaagziek door de struiken.

En iemand dacht: ‘Dries van Agt’.

vrijdag 19 november 2010

Troostlied

Meneer de Reuver is tijdens kantooruren op
kantoor te bereiken.

's Avonds zet zijn vrouw hem op een stoel en praat tegen hem

donderdag 18 november 2010

Over het Geestige in de Liefde

Niets dan de aanwezigheid van mijn lichaam
naast de aanwezigheid van jouw lichaam
heb ik gewild.

Misschien verwachtte je didactiek, of een ontzettend stille avond in een park
dat zeer geschikt is voor allerlei dieps, en ontucht.
Maar dat kwam niet want
ik weet nooit iets te bedenken

(ik bedoel: alles is er gewoon).

Heel misschien- en dat is niet te hopen- wachtte je op de
geest.
Ik zal het nog één keer uitdrukken:         

de vogel Gods is van vogel
de vogel van God is van veer en van fleisch

het lichaam herpakt zich vernieuwt zich-
blind
   de rest is een grap

woensdag 17 november 2010

Substantie van de weemoed

Een taaie schil herinneringen, nooit geheel van de kern te scheiden. Die kern is het holle geluk, dat wil zeggen: nog niet weten wat er allemaal zal komen.

dinsdag 16 november 2010

Vijfde gedicht uit Galicië(waarin Jakob de nacht ziet)

Voor Blondie


Pedrouzo-Santiago

Ook heilige steden hebben
voorsteden. Wie verlangt naar San Lorenzo?
Er zijn cafés en fabrieken daar, maar wie wonen
er?

De KATHEDRAAL: uitbundig aan het rotten
( Hug the Apostle! See his remains!)
         het plein.

Bedekt met schelpen spoelt Jakob aan land. Hij wandelt door het historisch
centrum en ziet een jongen met sluik haar
gitaar spelen, een man in zilveren pak roerloos langs de straatkant staan,
kreeften comateus ronddobberen in een
vitrine.
Hij staart naar mensen met
tassen en stokken en blackberry bolds.
                                dan wordt de hemel als een boekrol toegesloten. Jakob staat, midden in openvloeiende nacht.
Daar is het ingewand van de nacht.

Vanaf de laatste kaap glijdt een lied van
verdwijnen over de stad.

Daar is het binnenstebuiten van de nacht.

maandag 15 november 2010

Vierde gedicht uit Galicië

Arzua-Pedrouzo

We lopen een tocht waarin we
niet geloven. Een zwarte regen wil naar
zee (die niet vol raakt, maar slikt zonder te kauwen,
zoals het toerisme duizenden per jaar eet).
Het is moeilijk te zeggen hoe
moe alles is.

zaterdag 13 november 2010

Derde gedicht uit Galicië

Palas de Rei- Arzua

In Mellide is het markt. Er hangen
hele varkens (wil je op de foto met het
vlees?) en in een bar staan oude
hompen zwijgend op elkaar gedrukt, ze drinken op wat was
want dit vlees is hun heden.
Dan is er industrie.
Een Spaans Brabant zover het oog reikt en dan opnieuw- God
lof- de camino en het meisje met de tas dat
naast mij loopt en soms
glimlacht.

Arzua. Ar    zu    a
blijf waar je bent (in de verte),
ga daar niet weg.                        Doem niet op.
De Eucalyptusbomen gonzen en laten hun schors in
lappen hangen.

Niets doet nog denken aan Arzua.

vrijdag 12 november 2010

Tweede gedicht uit Galicië



Portomarin-Palas de Rei


'Na 400 meter bereikt u het gehucht zus en zo', en dat is dan ook
het geval ( het is een geluk dat er gidsen over onbedorven plaatsen
worden geschreven. Wie zou ze anders kennen?)

Eenmaal in zus, of in zo, trekt de mist op en begint een koe
noodkreten uit te stoten, stampend in een onzichtbare stal.
                  Er is een kerk die steeds ronder wordt, maar niet vergaat.
's Avonds is de paus- met schelp op zijn gewaad- in
Santiago en op televisie.
De Spaanse nieuwslezeres is een lekker ding. Het volgende bericht: ze vonden
resten van iets,
in ieder geval lijken.

donderdag 11 november 2010

Eerste gedicht uit Galicië

Wij (Blondie Steinbusch en ik) zijn terug uit Santiago. 
Elke dag schreef ik een gedicht over de afgelegde etappe van de 'Camino'. Vanaf vandaag dus steeds een gedicht over een deel van die reis. 

Sarria-Portomarìn

Kaalgevreten door mist:
het land. Dit is Gallicïe niet, dit is een
uur, nog een en de kont van de hori-
zon.
November is vooralsnog droog bot.

En de vrouwtjes bewonen hun huisjes met gevoel voor decorum en
tijd (maar dat spreekt voor zich)

Jezus is een dode. Jezus is een roodgloeiende altijd
flakkerende dode. Het was beter voor hem geweest om oud en mild als een
extra klontje in een zwarte geur te verdwijnen, maar hij moest
sterven en zovelen na hem.



dinsdag 2 november 2010

Eindhoven Airport, toeristische overpeinzingen

* Luchthavencatechismus 
Waartoe zijn wij hier op aarde?
Antwoord: om onszelf te bedriegen en taxfree te winkelen

* Topografie
In het Santiago waar in heen wil, kan ik niet komen, tenzij ik thuis blijf.
In het Santiago waar ik geweest wil zijn, arriveer ik eenmaal thuisgekomen pas.
Ergens daartussen ligt, vermoed ik, Santiago.

* Elke bestemming is een hardvochtige hoer,
of tenminste een onverschillige minnares.
De reiziger kan haar liefhebben, haar willen trouwen; maar zij werkt hem af,
steekt een peuk op en denkt aan vroeger.

Pelgrimage

Morgen ga ik op pelgrimage. Samen met Blondie, alias L. C. Steinbusch, vlieg ik naar het verre, nog net niet afgekoelde Spanje, om daar te lopen. Vijf dagen. Naar Santiago natuurlijk, een tocht die- zo vertelde iemand mij- door 180.000 mensen per jaar wordt ondernomen.
Ik verwacht afgesleten schoenen, goedkoop eten en onvermijdelijke romantiek. Geen openbaringen, misschien troost. Vooruit dan maar, tot slot dit pelgrimslied:

Van zwakheid tot weekheid steeds voort-
gaand door platgelopen maar legendarisch
land, zo zal het wel zijn.
Zonder vertroosting van stok, staf, zij die over ons zijn gesteld.
Vreemdeling en bijwoner; je kent het liedje.
Laat ons opgaan,
als sintels aan een heuvelzoom, nog net gezien door een tegen zijn huis geleunde
man die zich opnieuw afvraagt
wat die jongens en meisjes toch rondsjouwen
met die gigantische tassen.

maandag 1 november 2010

Bundelpresentatie Alexis de Roode

Gisteravond stond ik in pij achter museum Speelklok en droeg voor. De bundelpresentatie van Alexis de Roode
in het museum was mooi: een groot orgel speelde de dodendans, Alexis en Gina walsten door de zaal, Simon Mulder droeg een indrukwekkende hoed.

De fakkeltocht naar het museum, waarvan mijn voordracht een onderdeel was, was een wandeling door steegjes en sloppen. Bij het huis van de oudste dichter van Utrecht, Willem Barnard, bleven we staan. Ingmar Heytze droeg een gedicht voor over Barnard, a.k.a. Guillaume van der Graft. De oude bard keek- zo kwam het mij voor- als vanachter een dik, maar doorzichtig vlies naar de mensen aan de andere kant van het raam. Fier zat hij op zijn stoel, achter een tafel. Het was een eerbetoon, het was goed en ontroerend, maar toch kon ik me niet aan het idee onttrekken dat Barnard in een vitrine zat, helverlicht en veraf. Ik kon het makkelijk vergeten en dacht tijdens Alexis' voordracht van zijn sterke, nieuwe gedichten over tijd aan hem, Utrechts oudste.

Morgen post ik de definitieve versie van 'Danse Macabre', het gedicht dat ik speciaal voor het afgelopen weekend schreef en ook heb voorgedragen. Tot dan, veel kracht en volharding (eer je vader en moeder, kreng).

vrijdag 29 oktober 2010

Aforisme van de dag

Het geduld waarmee de aarde ons naar het donker draait
is geen geduld
maar minutieus vertraagde haat

woensdag 27 oktober 2010

Het wad op

Dames en heren volgers, vandaag een kort gedicht, een vingeroefening (vergeef mijn nog geringe aantal posts):

Echt. Ik ben de jager op het
wad die met knoestige knuppel en staal piepende
watermuisjes tot bloederige
gortepap mept.

Woede wordt ritueel zachter en
warmer, maar echt;
ik ben de doder boven het getij

in lange rij en plassen donker vocht liggen ze op het strand lekken
verleden en   What    a      beautiful          day

zaterdag 23 oktober 2010

Gratis tijd

Volgende week zondag houdt dichter Alexis de Roode zijn nieuweling ten doop: 'Gratis tijd voor iedereen'.
Op zondagavond hult poëzieminnend Utrecht zich in stemmige griezelkleding in verband met Het Feest Uit Amerika. In fakkeloptocht zullen ze door de straten gaan, op weg naar museum Speelklok, waar de bundel wordt gepresenteerd.

Tijdens deze optocht worden 'verversingen' aangeboden. Een van die verversingen ben ik. Gehuld in een zeer speciaal kostuum zal ik enkele gedichten voordragen. Bij fakkellicht dus. Dat vind ik fijn, aangezien het vrouwelijk deel van het publiek mijn gezicht mooier zal vinden wanneer het wordt omspeeld door flakkerende lichtvlekken en schaduwschilfers. Je ziet het allemaal toch net iets minder goed.

Ik heb mij voor genomen om een speciaal gedicht over de Dodennacht te schrijven. Binnenkort post ik het alvast. Houd je taai, lezer. Veel moed.

zaterdag 16 oktober 2010

II

Alle herinneringen van vader en moeder betreffen het eerste kind. Weet je nog dat je een pepermunt altijd 'puntenmoek' noemde, kreeg ik minstens drie keer per jaar te horen van mijn ouders. Ja, dat wist ik nog wel. In ieder geval wist ik het dankzij die verhalen, die mythe's of nietszeggende mechaniekjes. Over Bil, mijn broer, wist nooit iemand iets te vertellen. Ja, het duurde heel lang voordat hij zijn eerste hoge woordje eruit perste, dat wisten ze nog wel te vertellen. Maar wat koop je daarvoor?

Een tweede boek schrijven schijnt ook lastig te zijn. Zeker als het eerste een succes was natuurlijk; dat is eerst de Bijbel schrijven en dan nog beginnen aan een nieuw werk.
De tweede prijs bij het songfestival krijgen, dat lijkt me trouwens ook niets. De eerste zou ik al niet graag willen hebben, laat staan de tweede.

De scherpe lezer doorziet mij natuurlijk al lang. Dit is mijn tweede blog. Onwennig is het niet? En wat langdradig misschien. Ik moet nog veel leren, zie je. Dus bij gebrek aan moed een echte tweede blog te schrijven; een korte overpeinzing over 'het tweede'. Morgen zijn we bij drie. Dat is niet moeilijk, drie is luxe: morgen iets over de Drievuldigheid. Of de musketiers of over Rutte, Verhagen en Wilders.
Conclusie: beginnen is makkelijk, een grap, een inval, al het tweede is moeilijk.

vrijdag 15 oktober 2010

Genesis

Mijn kunstvriend en gruweletser Daniel Labruyere heeft mij voor mijn verjaardag een blog cadeau gedaan.
Dit cadeau past niet bij me, ik geef het maar direct toe.
Elk apparaat maakt me zenuwachtig en ik schuw de digitale mogelijkheden van onze tijd.
Dit is in die zin een genesis waar niemand op zit te wachten. Ik niet en u niet, beste bloglezer (wie bent u en waarom bent u er?).
Maar op een genesis zit nooit iemand te wachten, voor je het weet is er iets, waar eerst nog hoegenaamd niets aan de hand was. Ik schrijf dus. Op deze blog. Verwacht gedichten en loze praatjes. Aforismen, bedenk ik me nu, al schrijvend, verwacht die ook maar. Ik wens u een prettige dag, bloglezer. Niet te veel snoepen en wees vriendelijk voor de buren, dan komt u een heel eind.

woensdag 13 oktober 2010

Gefeliciteerd!

Beste broeder in de kunsten,

Gefeliciteerd met je verjaardag! Mijn cadeau zoals je al geraden had maar wat ik natuurlijk niet kon toegeven,
een blog!
Dat je er nog vele jaren gebruik van mag maken.

Ik groet u en uw moeder,

Gruweletser D